In de interviewserie “Een Verantwoord Gesprek Met…” praten Yvon Jansma en Rolf Slotboom van het Centrum voor Verantwoord Spelen met kopstukken uit het kansspelbeleid en de zorg.
In dit extra lange openingsstuk 10 vragen aan Herman Geerdink, voorzitter van de Raad van Bestuur van Victas, het centrum voor verslavingszorg in Midden Nederland.
Kunt u zich kort voorstellen aan de lezer: wie bent u, wat is uw functie en wat zijn de belangrijkste doelen in uw werk?
Herman Geerdink, sinds 2 1/2 jaar bestuurder van Victas, vroeger gemeentesecretaris, bij de politie en bij jeugdzorg. We zijn dé verslavingsinstelling van Utrecht, de provincie Utrecht dan – en zo proberen we ons ook te afficheren. Belangrijk doel: tijd besteden aan het welzijn van mensen, en het hebben van maatschappelijk toegevoegde waarde. Het gaat mij er vooral om voorwaarden te scheppen zodat onze professionals optimaal hun werk kunnen verrichten.
Een voorbeeld van hoe ik in de materie sta: uit onderzoek blijkt dat 10% van het ziekteverzuim in Nederland gerelateerd is aan ‘middelen’ – alcohol of drugs, en bij 67% van het huiselijk geweld is sprake van middelengebruik. Daar komt meteen al het maatschappelijk belang van wat wij doen naar voren, want hier heeft de gehele samenleving last van: de sociale impact is vele malen groter dan het individuele gebruik van de cliënt. En dus heeft ook de gehele samenleving belang bij het terugdringen van dit probleem.
Wat zijn de kernpunten waarop Victas zich onderscheidt van andere instellingen voor verslavingszorg?
‘Onderscheiden van’ vind ik nogal pretentieus: het zou impliceren dat wij dingen beter doen. We scoren gelukkig goed op onze resultaten. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat wij op het gebied business to business net iets actiever zijn dan sommige anderen.
Wat houdt de samenwerking tussen Victas en het Centrum voor Verantwoord Spelen precies in?
Het is een stapje op weg naar het ideaal van een geïntegreerde aanpak van kansspelverslaving. Het Centrum voor Verantwoord Spelen zou hierbij de toeleiding naar zorg moeten verzorgen: de mensen moeten opzoeken, vinden, danwel in kaart brengen. En dat is een taak op zich, omdat mensen zich niet makkelijk zelf melden. Aan instellingen als de onze dan de taak om een goed programma klaar te hebben om hen prima te helpen.
Missie van Victas:
Victas gaat uit van de kracht, kwaliteiten en talenten van de cliënt en helpt deze te versterken. Behandeling en zorg zijn gericht op het verhogen van de kwaliteit van leven van de cliënt met het oog op het optimaliseren van participatie in de maatschappij. Wij doen dat vanuit ons motto ‘willen, werken, winnen’.
Winnen van verslaving begint met willen, met motivatie. Vervolgens is het hard werken. Uiteindelijk is het doel om samen kleine stapjes te maken. Elk stapje is winst.
Naast langdurig verslaafden behandelt en begeleidt Victas ook jongeren en mensen met lichte verslavingsproblemen. Victas richt zich naast het behandelen ook op het voorkomen van verslaving. Daarom is Victas op meerdere terreinen werkzaam: preventie, veldwerk, behandeling en maatschappelijke integratie (activering). Victas werkt hierin graag samen met andere organisaties om de maatschappelijke inbedding van cliënten te verbeteren.
Zorginstellingen hebben al geruime tijd te maken met bezuinigingen, waarbij de term ‘marktwerking in de zorg’ een begrip is geworden. Wat is volgens u de invloed van deze ontwikkelingen geweest op de kwaliteit van de zorg?
Die ontwikkeling is desastreus. Het doel van de marktwerking is helemaal niet onlogisch: effectief en efficiënt invullen van de zorg met een level playing field voor alle partijen. Maar een level playing field is nooit ontstaan. Men heeft gepoogd meer ondernemerschap bij de bestuurders te krijgen, onder andere door nieuwe toetreders, maar omdat niet aan de basale marktprincipes werd voldaan is dit voor de kwaliteit rampzalig geweest.
Dat gezegd hebbende, ben ik zeker voorstander van meer marktwerking in de zorg op onderdelen. Met slechts nog voor een deel van de cliënten ex-ante financiering en niet voor iedereen, ter voorkoming van indutten omdat het geld toch wel binnen komt, en om zo prikkels en incentives in te bouwen. Maar alles bouwen rondom verzekeraars is daarbij volgens mij niet de oplossing. Ik zie ook veel in samenwerking met het bedrijfsleven. Immers, zo’n 10% van hun werknemers heeft een afhankelijkheidsprobleem van middelen, en dus heeft het bedrijfsleven er groot belang bij dat wij ons werk goed doen.
“Ik zie ook veel in samenwerking met het bedrijfsleven. Immers, zo’n 10% van hun werknemers heeft een afhankelijkheidsprobleem van middelen, en dus heeft het bedrijfsleven er groot belang bij dat wij ons werk goed doen.”
Hoe staat u als bestuurder ten opzichte van samenwerking met de kansspelindustrie?
Die juich ik alleen maar toe. Ik vind het niet meer dan normaal dat de drankindustrie meebetaalt aan onze Bob campagnes. Vanzelfsprekend is het belangrijk onafhankelijkheid vast te houden, maar volgens mij is dit prima te scheiden. Het zou onwenselijk zijn de samenleving te confronteren met een rekening voor gebruiken of problemen van een kleine groep mensen, als die rekening prima kan worden betaald door de aanbieders van het product. Daarbij moet de industrie overigens wel ook kritisch naar zichzelf blijven kijken. Zo was er een paar jaar geleden een biermerk met een actie waar ze bierviltjes in de brievenbus gooiden, met 2 bier halen voor de prijs van 1 – een actie die in ieder geval deels was gericht op de jeugd. Dat kan natuurlijk niet.
Wat is uw visie op CRUKS? (Centraal Register Uitsluiting Kans Spelen) Helpt deze maatregel om gokverslaving te voorkomen, of leidt het potentiële verslaafden in de illegaliteit?
Het ligt eraan op welke wijze je in het register komt. Als iemand in je omgeving jou zomaar in dit register zou kunnen plaatsen, dan zou dit niet goed zijn. Voldoende waarborgen zouden er sowieso moeten zijn. Op zich is een systeem zoals dit niet onlogisch, gezien vanuit alle fasen van de aanpak: vroegsignalering, voorkomen van verplaatsing van een probleem na uitsluiting bij één site of casino. En vrijwillige opneming in dit centrale register, dat lijkt mij ook prima.
Echter, gezien privacy aspecten zal het lastig zijn, en zeker ook wat betreft proportionaliteit: waarom zou een systeem als dit er wél moeten zijn voor gokken, maar niet voor bijvoorbeeld alcohol? Alleen al op basis van deze twee aspecten is CRUKS zoals het er nu ligt gedoemd te mislukken: ik kan mij niet voorstellen dat het zo door de Eerste Kamer komt. Ik geloof meer in risicoprofielen.
“Zoals CRUKS er nu ligt, gezien privacyaspecten en proportionaliteit, kan ik mij niet voorstellen dat het door de Eerste Kamer komt.”
Uit cijfers van verslavingszorg blijkt dat er slechts zeer weinig (al dan niet potentiële) gokverslaafden de weg naar verslavingszorginstellingen weten te vinden. Hoe komt dat: is het gokverslavingsprobleem misschien niet zo heel groot, of zijn die verslaafden er wel maar schort het aan toeleiding richting zorg? (En in geval van dat laatste: hoe kan dit worden verbeterd?)
Het klopt dat momenteel maar zo’n 3 of 4 procent van de cliënten bij verslavingszorginstellingen zitten vanwege een gokprobleem. Mijn mening is vrij duidelijk: de verslaafden zijn er wel, maar ze schamen zich. Velen zitten in de ontkenningsfase: ik gok wel, maar ben niet verslaafd. Het is eigenlijk analoog met de verslavingsproblematiek als geheel: volgens cijfers van Trimbos zouden er zo’n 1.5 tot 2 miljoen verslaafden zijn in Nederland, op velerlei gebied, en toch melden zich maar zo’n 66.000 mensen zich bij verslavingszorg.
Mede door de geografische spreiding en het regionaal georiënteerd zijn van verslavingszorginstellingen is die toeleiding vooralsnog lastig. Ik heb hierbij overigens hoge verwachtingen van E-Health programma’s op dit terrein, omdat zij dit geografische probleem grotendeels kunnen ondervangen en zeer snel kan worden ingespeeld op gedrag.
Beter dan CRUKS, in combinatie met monitoring op basis van risicoprofielen, met hopelijk toestemming om te mogen kijken in iemands speelgedrag op basis van signalen van potentiële verslaving. Dit zou kunnen helpen met name in de vroege fasen van preventie en vroegsignalering, de beide fasen waar eventueel ongewenst gedrag nog relatief eenvoudig en succesvol kan worden bijgestuurd.
“Ik geloof in E-Health programma’s, in combinatie met monitoring op basis van risicoprofielen. Dit zou kunnen helpen met name in de vroege fasen van preventie en vroegsignalering, de beide fasen waar eventueel ongewenst gedrag nog relatief eenvoudig en succesvol kan worden bijgestuurd.”
Een mooi voorbeeld hierbij uit een heel ander gebied: de volgorde waarin mensen hun rekeningen niet meer betalen in geval van financiële problemen. De eerste rekening die ze laten liggen is van rioolheffing, de tweede die van gemeentelijke belastingen, dan de kosten voor sociale voorzieningen en tenslotte pas de laatste van allemaal: die van je huur. Dit betekent als je pas bij mensen aan de bel trekt als ze hun huur niet meer betalen, dat je dat te laat bent. Zou je op basis van risicoprofielen in staat zijn geweest om iemand al te checken of te helpen als de eerste rekeningen van rioolheffing of gemeentelijke belastingen zijn blijven liggen, dan ben je er vroegtijdig bij – en kun je mensen hopelijk al helpen vóórdat de problemen boven hun hoofd zijn gestegen.
Vanuit persoonlijke ervaringen van spelers horen wij nog wel eens, dat zij niet graag het label ‘gokverslaafd’ krijgen, dat zij het vervelend vinden als ze behandeld worden bij instellingen waar voornamelijk drugs- en alcoholverslaafden zijn, en dat zij het bovendien jammer vinden dat behandelaars soms weinig kennis hebben van kans- danwel gokspelen. Heeft u dit ook wel eens gehoord, en zo ja hoe beoordeelt u deze geluiden?
De ene verslaafde is de andere niet. Er zit een bepaalde hiërarchie in verslaving: Gedragsverslaafden vinden zichzelf anders, minder erg, verslaafd dan middelenverslaafden. Dus zeker vinden gokverslaafden het niet fijn als ze te veel omringd zouden worden door bijvoorbeeld drugsverslaafden.
Door de regionale spreiding van de verslavingszorg en door het relatief geringe aantal behandelingen voor gokverslaving, is het zeker zo dat de kennis van gokspelen bij behandelaars nog niet altijd optimaal is. En dat dit de effectiviteit van de behandeling negatief beïnvloedt, dat lijkt mij evident.
“Er zit een bepaalde hiërarchie in verslaving: Gedragsverslaafden vinden zichzelf anders, minder erg, verslaafd dan middelenverslaafden.”
Wat zou volgens u het ideaalplaatje zijn wat betreft de zorg rondom gokverslaving? En onder welke voorwaarden zou dit ideaalplaatje te realiseren zijn?
Het ideaal is een geïntegreerde aanpak, met in ieder geval de volgende onderdelen:
” We zijn wat betreft de aanpak van kansspelverslaving een relatief jonge wetenschap.”
In deze ideale wereld, wat zou daarin volgens u de rol van het Centrum voor Verantwoord Spelen dienen te zijn?
In het ideale scenario is Centrum voor Verantwoord Spelen de instantie die voor verslavingszorg de preventie & toeleiding regelt, en zich vrijwel uitsluitend op deze beide taken richt. Dit is van belang, omdat het toeleiden naar zorg geen taak is voor de verslavingszorginstellingen; de toeleiding en behandeling dienen door verschillende instanties te gebeuren. Dit om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.
Ik zou het Centrum voor Verantwoord Spelen adviseren zich strikt te richten op deze kerntaken, en zich zo min mogelijk bezig te houden met het zelf behandelen van mensen of het bezighouden met nazorg. Door deze taken te laten liggen, wordt het risico ook beperkt dat verslavingszorginstellingen jullie als concurrentie of als een bedreiging zouden zien.
Er is winst te boeken op het gebied waar er nu nog een tekort is, bijvoorbeeld als verbindende schakel tussen industrie en zorg. Het is voor de kansspelindustrie natuurlijk geen doen te overleggen met 16 afzonderlijke verslavingszorginstellingen, die vaak ook nog regionaal georiënteerd zijn.
En tenslotte zou ik jullie adviseren verbinding te maken met Resultaten Scoren. Door goed inzichtelijk te maken hoeveel mensen jullie precies toeleiden, kan het Centrum voor Verantwoord Spelen ook richting de overheid laten zien wat precies haar toegevoegde waarde is – iets wat bij toekenning van subsidies een bepalende factor is. Hierbij zijn twee al eerder genoemde aspecten cruciaal: kwaliteitstoetsing en monitoring.
“Het toeleiden naar zorg is geen taak voor de verslavingszorginstellingen; de toeleiding en behandeling dienen door verschillende instanties te gebeuren. Dit om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen.”